REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dit geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

maandag 5 april 2021

Bij een foto van dame met hoed

 

Ik heb jou eens ontmoet in 19 zeven                                                Annie Schmidt

Of 1910 zo ongeveer,

In elk geval was ’t  in een vorig leven

En aan je ogen herkende ik je weer

 

Je was toen jong, een meisje nog, een tiener

Of  was je al in London als au pair

Ik ben geen paragnost en ook geen ziener

Dus jou karakter lezen is niet fair.

 

Maar toch, Den Haag, je tikt er tegen                                              Achterberg                      

En ’t zingt.  Een fotograaf van naam

heeft jou geportretteerd, verlegen,

Een man tikte  nieuwsgierig tegen het raam.

 

Mijn vader? Nee, zo  aarzelend, zo jong

Voerde hij jou niet met zich mee

Naar Indiƫ, het donkere land waar slechts een gong

De stilte brak, dat onbegrepen oord ver over zee.

 

Je was gezeten op een stoel, je ouders

Dachten: de kou zal haar niet deren

Je handen in een mof, een stola om je schouders

Je  droeg een breedgerande hoed met veren.

 

Alles is veel voor wie niet veel verwacht                                             Bloem

Het leven houdt zijn wonderen verborgen

Voor mij. Wie had dit ooit gedacht:

Een beeld gevonden op een vroege morgen

 

 Een dame, als een bloem voor d’uchtend van haar douw ontdaan,      Kloos

vol droevenis, vol verbazing, toen ze zei:

Je bent weer stout geweest. Maar kijk me aan.

‘k Vergeef je. Word een man. Je bent toch vrij?

 

We leven ’t heerlijkst in ons verst verleden:                                          Du Perron

De rand van het domein van ons geheugen

Ik kan niet terug, terug naar het verleden

Waarin ik niet voor haar wou deugen

 

Dit leven zachtjes ken ik het

Ik loop steeds eruit                                                                                   Hans Lodeizen

Zoals een kind uit het strand gaat

vol zee stroomt in langzame statigheid

 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen                                                   Slauerhoff

Nooit vond ik ergens anders onderdak.

Wil ze mij nu nog leren, nog postuum belonen

en krijg ik ulevellen in een bruine zak?

 

Een warm en onverwacht verdriet,                                                           Vasalis

Eerbied voor de gewoonste dingen,

Neiging om hardop mee te zingen,

En dan te huilen om dit lied

Ontstond in mijn verwend gemoed.

 

Zij ziet mij aan, klaar voor een grande tour,

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.                                           Nijhoff

O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.

Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.

 

Marius