REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dit geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

donderdag 23 maart 2023

Maandzang maart

 

Natuur was voor de rederijkers

als het decor voor een acteur:

een aardig schouwspel voor de kijker,

reden tot bijval of juist tot gezeur,

maar voor het spel op zich niet essentieel,

slechts achtergrond voor dramatiek,

dynamische ontwikkeling op het toneel,

hartstocht naast wanhoop uitgebeeld

voor het steeds opgewondener publiek.

Zó keek men in de Kamers van weleer

naar de natuur: in dichtkunst expressief,

op draperieën een gewild motief,

zeer bruikbaar dus maar echt niet méér.

Gezellen met elkaar gezamenlijk op pad

de paden op naar herfstig bos, bloeiende hei?

Geef rederijkers maar de drukte van de stad,

met koutend volk, het bier altoos dichtbij.

En als we teruggaan in de eeuwen,

nog vòor de rederijkers kwamen?

Natuurbeleving van de troubadours,

dat ook was slechts poëtisch spel,

gericht op het behagen van de dame.

En eeuwen later was er Willem Kloos,

je kent zijn naam waarschijnlijk wel,

die de natuur enorm waardeerde

als je er een borrel bij serveerde.

 

Wat een verschil, dames en heren,

kan ik bij onze Kamer constateren.

Wij gezellen houden de Natuur in ere.

Sommigen roeien op de rivieren,

anderen houden van tuinieren,

of ze vinden de bossen hier top,

of belopen compleet het Pieterpad.

Wij zijn bijeen in het hart van de stad,

verweven met eeuwen cultuur

maar het groenrijke park Valkenberg

begint hier al achter de muur.

Natuur bezielt ons allerwegen,

dat hoeft geen expliciet betoog.

Wat ogenschijnlijk wordt verzwegen,

houden wij in onze harten hoog

en schemert in onze gesprekken door,

ook al gaat aan tafel toch wel vaak

de welbekende stilte der natuur teloor

in glasgerinkel en verbale gymnastiek,

in conversaties, soms weloverwogen

soms zelfs nogal bevlogen,

soms alledaags en soms ludiek.

Zo is het hier al jaren geweest,

de gezellen weten het steeds te vertellen:

elke zitting is weer een feest,

en dat is hopelijk van lange duur.

Dat geldt niet deze zang, die eindigt zo.

Ditmaal besluit ik met een exclamatio.

Geprezen het gezelschap van tafelgenoten!

Stikstof moge heel Brabant bedreigen,

laten wij daar hier over zwijgen.

Wij hanteren het woord, we gaan daar mee door en

de rederijkers van het Turfschip gaan nooit verloren!

Leve de drank aan de ranken ontsproten!

Leve de liefde voor de natuur!

Leve het rederijkersvuur!

 

 

factor Herman

Maandzang februari

 

Ik droomde dat ik heel, heel lang geleden 

lid van een rederijkerskamer was.

Gebruik van drank werd niet vermeden,

de waard voorkwam de leegte in je glas.

Maar dronken praat kwam niet van pas,

we redeneerden op het scherp der snede,

de Factor was met half werk niet tevreden

en door elkanders dichtwerk te ontleden

steeg ons niveau met menig trede.

Het is aan onze ijver ook te danken

dat wij roem oogstten op de planken

van het roemruchte jongste Landjuweel.

Niets was ons goed genoeg: een groots decor,

kostuums van het kostbaarste fluweel.

Met onze reputatie zit het nu wel snor,

al dreigt zelfs concurrentie in de eigen stad.

Maar wat nu doordringt binnen onze kringen

zijn de geruchten van rebels verzet,

van ketterij zelfs, en wie goed heeft opgelet

hoort in steegjes heimelijk zingen

dat de tijden aan het veranderen zijn.

Ja, zelfs heeft een Gezel in zijn refrein

de draak gestoken met de hoge heren.

Alsof dat kamerlid nu wil beweren

dat het tijd wordt voor een nieuw blazoen,

dat onze Kamer nieuwerwets moet doen.

Terwijl wij hier spraakzaam de pot verteren,

dreigt zo de tijd zich tegen ons te keren.

We moeten maar het beste ervan maken.

Voor goed advies wil ik het volgende citeren,

ik heb het bij een tijdgenoot gevonden:

”Die door de wereld zal geraken,

 Die moet konnen huilen met de honden.”

 

Ach, dacht ik bij het krieken van de dag,

wat je in je slaap als het echte leven zag,

valt bij nader inzien reuze mee,

bij een beschuitje naast de thee.

Toch bleef die dag iets aan mij knagen,

iets uit de droom bleef in mij zeuren.

Het besef begon bij mij te dagen:

er moet iets Kamer-breed gebeuren.

Op het Turfschip Adriaen van Bergen

worden we steeds kostelijk vermaakt,

maar als de schuit uiteindelijk verzaakt,

de kiel in modder zakt, de bodem raakt?

Wat moeten wij gezellen dan gaan doen?

Toen zag ik het als in een visioen.

 

“Ik droom van tafels vol gezellen,

die elkaar het hoogste woord vertellen.

Ik droom van glazen wijn en kannen bier,

van bitterbal en eindeloos plezier

in praat en taal, in fabuleren,

dat wij in goed gezelschap blijven bivakkeren,

met limericks en lezingen de tijd passeren,

terwijl de ober schotels blijft serveren.

Dit droom ik, zonder zeuren, zonder mieren,

met vreugde op allerlei manieren.”

 

Factor Herman

 

Het citaat is van Antonis de Roovere, die het echter satirisch bedoelde.