REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dit geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

vrijdag 24 juni 2022

Maandzang juni

 Een nieuwe zomer en een oud geluid. [i] 
Ik wil dat dit lied klinkt alsof een luit, 
bespeeld voor rederijkers in de stad Breda,

zich horen laat aan de oever van de Brede Aa.

Een eeuwenoude melodie weerklinkt

terwijl een keur van rederijkers zingt;

hun woorden vloeien samen tot refrein:

wijndruppels in de zon bij een fontein.

- Zo ongeveer waren de gezellen van weleer.

Als het aan mij ligt, is dat meer

dan de reflectie van een fantasie.

Het gaat om overgave aan de melodie,

de wijze waarop vogels zomers zingen

maar ook de klanken van gewone dingen.

In de keuken hoor je de ketel fluiten. [ii]

Geroep van kinderen hoor je van buiten.

De ritmesectie van het vaderlandse spoor

tjoek-tjoekt de hele dag maar door.

Verkeersgedreun als achtergrondmuziek,

bij boegeroep van landerig publiek.

Hoor hoe de tram schelt bij zijn tocht,

en dat gesnerp van wielen in de bocht!

Het kraken van de wind in oude balken,

geknars als tanden eekhoorntjes verschalken.

Hoor hoe het knettert in die hoge draden,

en hoe de fietser hijgt op landelijke paden.

Lieftallig, prachtig, schril of wreed,

geluiden zijn er altijd bij de vleet.

Dan denk ik van de weeromstuit:

ook wij als Kamer hebben ons geluid.

Het is veranderd in de loop der tijden,

wist hypes en Facebook te vermijden,

maar wel zal het de luisteraar bekoren

die in de stilte poëzie kan horen.

Nou ja, zo stil hoeft ook weer niet

en daarom zing ik maandelijks een lied.

Het is een versje slechts, in metrum en op rijm.

Zelfs een Northern Song [iii] zal het nooit zijn.

Maar toch, dames hier, en heren,

de maandzang houd ik steeds in ere,

opdat wij, de Kamer, het nimmer verleren:

de kunst gaat uit vòòr het potverteren.

 

 

Factor Herman


[i] Naar een bekend dichtwerk.

[ii] Nijhoff, ‘Impasse’

[iii] The Beatles, ‘Only a Northern Song’

Maandzang mei

 
Bauke , Nettie, keizer Frans, en Herbert, Tom en Bas, 
Peter en Marieke - bij Moeke hieven zij het glas, 
de tijd dat er geen Kamer was.

Er waren plannen bij de vleet,

hetgeen ik in verslagen las.

 

Men dacht aan retoriek en men dacht aan toneel,

ze wilden van alles, ze wilden zoveel,

maar liefst toch niet in het gareel

van het roemruchte JvL.

Sommigen lieten daar weinig van heel.

 

Al stond het een aantal leden echt niet aan,

het Turfschip Adriaen van Bergen zou voortaan

als naam in de notulen staan.

Vanuit het Vreugdendal gevaren

zou men als Turfschuit verdergaan.

 

De eerste zitting vond plaats waar wij nu zijn,

die fraaie oude zaal en ja, men vond dat fijn.

Al voelde men zich geen begijn,

dit was the place to be voor de gezellen,

en historisch gezien geheel in de lijn.

 

Er kwamen leden bij, de Kamer groeide gestaag.

De maandzang was al traditie en ieder dichtte graag.

Op één punt was er een prangende vraag:

bleef eten bij Humphrey’s een goed idee?

Misschien minder voor de oren dan voor de maag.

 

Daarover bleef de Kamer stevig debatteren,

want spijs en drank vonden de dames en heren

iets waar eloquentie op kon teren.

Intussen trad schrijver dezes aan,

en die kon waarderen wat zich hier manifesteerde.

 

Tegen het einde van dat bruisend jaar

kreeg Herbert (of was het Martin?) het voor elkaar:

in het hofje maakte Hettie eten klaar,

een smakelijk maal, ter plekke geserveerd.

Een heerlijke traditie begon toen en daar.

 

De jaren lieten Kamer-breed hun sporen na.

Er waren gezellen die zeiden: “Ik ga!”

Maar de Geest van de Kamer sprak: “Ik besta,

en zonder kijven, gezeur en blabla

ben ik de beste club van Breda!”

 

De Keizer indachtig gaan we dus door,

in vererlei opzicht nog steeds in zijn spoor.

We nemen ons altijd van alles voor.

Tradities blijven èn evolueren.

En wij blijven elkanders beste gehoor.

 

factor Herman, mei 2022

 

Inhoudelijk heb ik deze maandzang gebaseerd op de verslagen van de eerste jaren, te vinden in ons archief. Naar de vorm was de strofenbouw van Bredero’s BOEREN-GEZELSCHAP het uitgangspunt. Dat lied begint als volgt:

 

Arent Peter Gysen, met Mieuwes, Jaap en Leen

En Klaasjen, en Kloentjen, die trocken t’samen heen,

Na ’t Dorp van Vinckeveen:

Wangt ouwe Frangs

Die gaf sen Gangs, [ganzen steken dus die rijdend van een paal af zien te krijgen]

Die worden of ereen.