de poort van het
Begijnhof binnengaat,
lijkt het of de
tijd stilstaat,
of alleen dit
stille hof bestaat.
Tijd is een
merkwaardig fenomeen.
Soms raakt een
dag zomaar verloren,
soms gaan uren veel
te snel;
dat besef kent
menigeen.
Tijd zit mogelijk
alleen
in ons hoofd, “tussen
de oren”.
Als wij
rederijkers samen zijn,
vliegt de tijd
tussen de vingers door.
Maar heb je het
niet naar je zin
dan zit er echt
geen tempo in
en sleept de
aandacht zich maar voort.
Zoals het een
leerling soms vergaat
in een duf en
troosteloos lokaal
waar de man die daar
vooraan staat,
elke kans op
afleiding vermijdend,
doorgaat met een
eindeloos verhaal.
Kennis is
geweldig maar zoooo saai.
Buiten wenkt de
voorjaarszon verleidend,
maar de tijd is
stug, onwrikbaar, taai,
stelt het einde
van de schooldag uit,
ook al is het
echt genoeg geweest
en zie je school
niet als een feest.
Zo’n dag duurt
uren, uren, uren.
Maar gaat dan
toch de laatste bel,
dan legt de tijd
je in de luren,
want opeens gaat
alles snel,
alsof de dag niet
kort genoeg kan duren.
Het is met Tijd
maar raar gesteld.
Hij gaat voorbij,
zoveel staat vast,
ook als je geen
minuten telt.
Laat onze
astronomen maar beweren
dat we heel goed
kunnen registeren
hoeveel tijd er
is verstreken
sinds het
sterrenlicht begon
met de reis naar
onze streken,
toch ervaren wij
als leken
deze rekenwijze
soms als krom,
omdat wij het
liefste denken
aan sterren die
naar ons persoonlijk wenken.
Krom was het toch
al, Einstein voorop,
de buiging van
het licht in het heelal,
het zet je denken
op zijn kop.
Erg relatief, ja,
dat is zeker het geval.
Gaan verloren
uren nergens heen?
Alle verwarring hier
ten spijt,
voor factor dezes
wordt het nu wel tijd
een andere
dimensie aan te kaarten,
van het hier
bezongen fenomeen.
Tijd is een
factor van ritmiek,
een onderdeel van
dichtkunst en muziek.
We hebben allen
immers in de gaten,
dat tempoloos geen
lied kan klinken,
zoals wordt
vastgelegd in maten,
wat evenzeer
geldt voor de poëzie.
Daar heb je ook
antimetrie,
zodat de snelheid
ook kan variëren.
Tempo en tijd
moet je waarderen,
dat blijkt bij
menig muzikaal genie.
Bezie mijn lied
hier als een kleine reis
door de krochten
van de tijd.
Misschien maakte
ik me dingen wijs,
heeft dit gedicht
tot niets geleid,
was het niet meer
dan een beslag op tijd.
Maar toch, wie
het Begijnhof kent,
is aan het
stilstaan van de dag gewend.
Mochten wij gezellen weer bereiken
dat de tijd die
onze zitting doet verstrijken,
bijdraagt aan ons
welzijn, de cultuur,
dan is mijn
vreugde niet van korte duur.
Ik dank u allen
voor de tijd die is genomen
om deze factor
aan het woord te laten komen.
Herman