REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dat geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

woensdag 18 april 2018

Scheepspraat (maandzang april)


O broeders, zusters, luistert naar mijn zang,
die deze maand gewijd is aan de goden,
bezielers van de stad, al eeuwen lang,
die ooit uit oude bron een stroom ontboden,
de ware Alva in de naam van onze stad,
die zonder deze nimmer naam gekregen had.
Jullie denken nu wellicht, gezellen,
de factor kan mij nog wel meer vertellen.
Daarom volgt hier een kleine explicatie
van bovenstaande waterige namen,
die alle in één letter samenkwamen,
in letter-kundig opzicht een prestatie.
Je hebt het allemaal al in de gaten:
het is een duidelijk geval van AA.
Een forse letter in de naam BREDA.

Terug in de tijd van voor de Zeven Staten:
de stad viel onder Spaanse heerschappij;
voor turf en leeftocht kon men zich verlaten
op onze binnenscheepsvaartkoopvaardij.
Wij weten allen heel goed uit annalen
hoe een turfschip vol verstopte helden
Troje nadeed. En de Spanjaard balen!

Dit verhaal dien ik hier te vermelden
vanwege schip en stroom als metafoor,
daarmee ga ik in deze zang nog even door,
al eist dat wat geduld van mijn gehoor.
Want wij gezellen zijn ook scheepgegaan,
in ’t krakkemikkig schip van Adriaen.
Het schip liep soms op zand of maakte water,
we keken ook wel eens te diep in ’t glaasje,
soms was de solidariteit het haasje,
maar elke keer weer, vroeg of soms wat later
kwam onze schuit toch als vanouds op dreef
en was het alom vreugde hier aan boord
omdat elk lid genoeglijk varen bleef.
Dan werd geklonken, menig lied gehoord,
en in de feestroes, je zou het niet geloven,
gingen meubels en mensen ondersteboven,
ja echt, de hele wereld keerde zich om,
wat laag was werd hoog en wat recht was werd krom.
Aan laarzen gelapt werden wetten en geboden.
De schuit werd blauw, als om de hemel te tergen. *
Wie draaide zich om in ’t graf? Schipper Van Bergen.

Vergeef mij ’t vermelden van een episode
die slechts in de verbeelding heeft bestaan;
de beeldspraak is misschien wat ver gegaan.
Ons schip, en dat is waar het nu om gaat,
weet ondanks tegenslag en tegentij, **
toch steeds weer voor de wind te varen,
en ook al is dat soms maar wind op zij,
’t is voortgang die bij ons in ’t vaandel staat.
En dat we voortgaan, kan men niet vergeten,
zeker nu we welkom mogen heten,
aan boord van deze rederijkersschuit
- dat geeft ons scheepsgevoel extra fiducie -
een nieuwe metgezel, een nieuw geluid,
bezielde inbreng. Kortom, welkom Lucy!

factor Herman, 17 april 2018



* De Blauwe Schuit was een karreschip (carrus navalis), dat op wielen werd voortbewogen door de stad. De mensen die "meevoeren"  hadden zich hadden veranderd in hun heersers: prinsen, koningen en heren.

** Zie " Scheepspraet ten overlijden van Prins Maurits" , een gedicht van Huygens. Het bevat onder meer de versrgels:
Mouring, die ze door de baren
van zo menig tegentij
vóór den wind heeft leren varen,
al en was ’t maar wind opzij; (…)


Het huiswerk was ditmaal een miniverhaaltje te schrijven dat assonantie en alliteratie bevat. Het resultaat:

Lucy:


Champagne
Als een explosie knalt de kurk van de fles champagne en met gebruis en geruis wordt mijn glas gevuld.
Ik geniet van de geur en kleur van deze kostelijke drank.
Champagne drink je nooit alleen maar met geliefden in de geest van een feest; je drinkt en klinkt op eenNieuw jaar of een pas getrouwd paar!
Je heft het glas en samen wordt er vrolijk getoost en geproost.

Joop:
Wijs op reis
Nadat hij de de keukendeur met een doffe dreun in het slot had gepleurd begaf hij zich donker monkelend op weg: “ Ik krijg nog de  kouwe koorts van dat gekonkel en gekissebis van dat kreng,” kreunde hij, schichtig over zijn schouder loerend.
Wat te doen? Naar één van zij zeven zonen of drie dochteren? Ze zagen hem aankomen met zijn verlopen gelaat. En thuis waren zijn vrouw en haar vriend ook al zo vijandig. Dat schelle gekijf van dat wijf!
Hij rilde en begon te trillen. Kon hij haar maar vergeven en vergeten! Dan was eind goed al goed.
Het zou wel de wijde wereld worden, sans famille, maar zonder hond als herder.

Bas:
Uitzicht
Zijn starende blik richt zich op het stuivend strandzand. Vanwaar die wervelende wind? Hier op het duin met de onstuimige branding beneden hem, leek het wel windstil.                                                                         Aarzelend draaide hij zich om. Het land leek bleek onder de felle zon. Kornoelje bloeide aan zijn voeten; koeien loeiden in de verte. Wat een weidsheid!
Zijn eigen kleine brein kon het nauwelijks bevatten. Bevend rende hij het smalle pad af; moe en droef.


Peter:

Bij ’t wakker worden bedacht ik al gauw,
Wat wil die factor dat ik maken zou.

Een kort verhaal moet ik gaan schrijven.
De factor zal toch niet gaan overdrijven?
Hij wil dat ik daar willens wetens aan wil werken
En dat ik dat zo maar even doe.
Het daaraan denken maakt bij voorbaat al weer moe.
Er moet ook staf- en binnenrijm aanwezig zijn,
Dus meer dan zo maar schone schijn.

Met een’ge moeite heb ik ‘t werkje afgekregen.
‘k Hoop dat factor ook dit product gaat wegen.
En met mij concluderen zal
dat ’t resultaat raakt kant noch wal.


Frans:

De Ridder

Hij hoorde haar roep
En Mars, de Hoogblonde,
De Sterke Gezonde
Verhief zich ter stonde
En ging er naar toe

De Maagd in de toren
Liet luide zich horen
Nu enkel
alleen
nog
Die Draak gaan doorboren

Zij hoort nog zijn roep
Maar Mars, de Hoogblonde
Is mors en morsdood
Dat is dood en doodzonde