REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dit geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

woensdag 18 januari 2023

Maandzang januari, 67 regels voor zitting 100

 


Getallen zijn als rozen en als sterren, *)

beladen als ze zijn met symboliek,

door Grieken ooit beschouwd als soort mystiek

of juist getuigend van het vreeslijk verre

en reeksen vormend die oneindig lijken,

niet te bevatten voor een doorsnee brein,

alleen met processoren te bereiken

of juist verdwijnend in het superkleine,

om ver achter de komma nog te schijnen,

als fijne nevel aan de sterrenlucht.

”Hier neemt de maandzang wel een hoge vlucht!

Hoewel we ieder zijn pleziertjes gunnen,

de toon zou wel een stukje lager kunnen,“

zouden gezellen morrend kunnen zeggen.

‘t Is te begrijpen dat men zich verwondert,

maar toch, het bovenstaande heeft wel zin:

met deze aanzet gaan we er op in

dat wij nu toezijn aan bijeenkomst honderd.

Wij kunnen dat wel aan, een rond getal,

precies een eeuw als je in jaren meet;

als je een maand of twee per jaar vergeet,

is het 10 jaar, dat klopt in ons geval.

Wat rekenkundig heel gewoon kan zijn,

is in de mensengeest somtijds bijzonder,

bij onze Kamer min of meer een wonder.

Soms ging de club zo ongeveer ten onder,

blazoen en mantel naar de maan,

maar als een feniks zijn we steeds herrezen,

een Kamer die toch elke keer weer heeft bewezen

dat rederijkers niet voor niets bestaan.

Ja, dat bestaan, is dat niet relatief?

Ach, van een afstand wordt het objectief.

In de verbeelding maken we een trip

door verten van onmetelijkheid,

in het begin nog zichtbaar als een stip,

maar dan verdwijnend in de kromming van de ruimtetijd,

lichtjaren ver, langs supernova‘s, zwarte gaten,

langs sterrenstelsels die niet meer bestaan

wanneer hun licht langs moeder Aarde strijkt.

En als we zo, zo ver al zijn gegaan,

verder dan mogelijk is voor mensen,

dan duizelt het besef in onze geest:

“Verbeeldingswereld kent geen grenzen.”

Nu is het echter wel genoeg geweest,

het wordt tijd dat we ons begeven

naar de melkweg waarin juist die ene ster

zorg draagt voor het licht van de planeet

waarop de mens zijn mensenleven leeft.

Zo gaan we terug, komend van ver,

afdalend tot de goede oude aarde.

Wij ruimteschepelingen turen door het raam,

totdat we een laag liggend land ontwaren.

Nu langzaam dalend zien we onze stad,

en daarin zien we een kerk met toren staan,

dan onderscheiden we, een eindje daarvandaan,

een kleiner kerkgebouw, huisjes erachteraan.

Daarachter zijn de ramen van een zaal,

en ja, echt waar, daar zijn ze allemaal.

Deken en scrivere, en factor, de fiscaal,

en al die prachtgezellen, vol van taal,

van melodie, van poëzie en retoriek,

ieder hier is op eigen wijze heel bijzonder.

En zo gezien is het beslist geen wonder

dat we vandaag gekomen zijn tot honderd.

In Adriaen van Bergen zit muziek!

 

 * )  naar Marina Tjetajeva

 

factor Herman, januari 2023

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maandzang november

Waarde gezellen, wij zijn weer als Kamer

in het Begijnhof neergestreken.

De koffie staat klaar, daar ligt de hamer.

De aanvang van de zitting is een ritueel:

we eren de Keizer, dan spreekt de Deken.

Zo gezien is onze zitting formeel,

in een vorm die gepast is gebleken.

Het formele echter is hier niet de norm;

bezieling, inhoud, die vullen de vorm.

 

Rederijkers gebruikten vorm-acrobatiek,

schaakbordgedichten, complexe rijmen.

Maar het hedendaagse publiek

laat zich niet met fratsen lijmen.

Wij vinden dat iets goed moet klinken.

Rijm en ritme werken daaraan mee,

maar punt één is dat het aan moet spreken.

Het formele is dus niet de norm;

bezieling, inhoud, die vullen de vorm.

 

Formeel is veel van wat wij mensen doen.

Dresscode volgen wij van tijd tot tijd,

we trekken dat “op ons fatsoen”,

en daarom zijn we altijd nog bereid

ons zoals het hoort te kleden

en niet in onze onderbroek

een feestzaal te betreden.

Is het formele toch de norm?

Ontbreekt bezieling, is het louter vorm?

 

Kunnen we dit onderscheid wel maken?

Komen wij niet op een punt

dat we in het ongewisse raken

omdat het ons niet is gegund

meer dan vorm te onderscheiden

en wij ons uitsluitend laten leiden

door wat te zien is aan de buitenzijde?

Het formele is dan niet de norm,

wat wij zien is niet meer dan de vorm.

 

Ach, gezellen, dit zijn maar woorden,

vormen van taal, niet meer dan dat.

Het kan zijn dat ze jullie stoorden,

zo niet door de vorm waarin ze zijn gevat

maar door bespiegelingen zonder maat,

waarin de factor ditmaal zich liet gaan.

Toch denk ik dat dit ergens over gaat:

over de rand van wat wij kunnen zien

als we kijken naar de buitenkant.

Maar ik blijf geloven in de norm

dat alleen de inhoud leven geeft aan vorm.

Dat inhoud er ook vandaag mag zijn,

daarop mikt het slot van dit refrein.

 

Factor Herman, 11.2022