O Kerstnacht schoner dan de dagen,
wat heeft december toch voor weken,
met feest’lijkheden vrijwel alle dagen
waarbij die van de rest van het jaar verbleken.
Nu vrienden, heffen wij het blinkend glas,
om op de voortgang van de tijd te drinken,
terwijl ook tussen ’t tinkelen door mag klinken
dat het dit jaar niet altijd om te lachen was.
Zo missen wij hier node Frans en zijn Annet;
zijn komst naar deze zaal heeft laatst nog ons
verblijd.
Het lichaam heeft een dergelijk bezoek nu niet
gered,
al vechtend met de ziekte: een lange, zware
strijd.
Een vreemd lot is ons rederijkers toch beschoren.
Het fraais van rijm en rede mag ons vaak bekoren,
en graag vertoeven wij in rijkgevuld verleden,
maar ook erkennen wij het regiem van Vader Tijd
en zien de gaten vallen in het actuele heden,
het lichaam slijt en om ons hen dreigt narigheid
en uit de krochten van de wereldmachten
ontsnappen onvermoede, duistere krachten
en dan de doem van CO2 en meer van die
ellende:
genoeg om onrust in ons hart te brengen.
Wij gaan hier niet
een nuffig traantje plengen,
het Licht van deze dagen moet hier prevaleren
en doet in weerschijn alle ogen glanzen.
Terwijl het glas de wijn lichtjes doet dansen
kunnen wij ons met elkaar realiseren
hoe wij, bijeen in deze Hof van de Begijnen,
veel moois en memorabels hebben ondervonden
en al dat leuks mag niet als damp verdwijnen.
We hebben niet voor niets elkaar als groep
gevonden.
Wel, luisterend publiek, op alle mogelijke
manieren
zal deze avond ons geheel en al plezieren.
En na het genieten van dit kerstfeestachtig
voorgerecht
is de conclusie factoraal: dit feest begon niet
slecht.
factor
Herman, 18-12-18