De gedichten die in de zitting van juni 2016 zijn ingebracht, draaien alle om een tegenstelling.
(1)
Rampspoed en Geluk
Om 12 uur… twee eieren te koken opgezet.
De telefoon gaat, even niet opgelet.
Ik stap in de auto en arriveer in de stad..
Om half drie ontdek ik wat ik vergat….
Met forse vaart arriveer ik in de straat..
Zie ik rook en vlammen van formaat?
Ren naar binnen…
Alwaar de bodem van de pan aan smelten wil beginnen.
Deuren en ramen open . …
Wat een lucht, vlug met de pan naar buiten gelopen
Ik laat een zucht, maar zonder nuk…
Het was geen ramp, het is geluk.Nettie-Vinder
(2)
’t Is triest maar waarheid dat ik u nu meld
geschokt te zijn in mijn koningsnormen,
want Shakespeare’s toch al boosaardige held,
Koning Richard, had een bult en wormen.
Jan Jonkheer
(3)
Hoe gaarne hoor ik fraaie taal!
Altijd, als ’t aan mij lag.
Maar ’t meeste klinkt gewoon banaal :
Houdoe, de mazzel, dáág.
Le Gueux
(4)
De ideoloog
Een zweem van zeepbel, wankel streepje licht,
zo dun als vlies, in aanvang is het iets
als een begin - zo valt je een gedachte in.
Maar groeit die uit tot alles is ontwricht,
een denksysteem dat al wat voelt en tast
in algoritmen reduceert tot niets -
ik houd me even aan de zeepbel vast.
Herman Taaltopper
Wordt vervolgd