Weer was het wind waarover
Nog mijn zorg en denken
En van de mooie week de tover
Als een tafel vol geschenken
Welhaast weggeblazen in het niet
Hier zit ik, kijk naar buiten
Waar weer de zon de bomen streelt
Blad op de grond, ik hoor een vogel fluiten
Zie een merel pikken in het gras, een beeld
Van herfst en al de winter in ’t verschiet
Waarom de volle veelheid van het werk
Me na de rust toch zo benauwd?
Er is toch tijd, toch leven in dit tijdperk
Vriendschap, vrijheid en een vrouw die van je houdt?
Waarom dan vriend, zing mee toch met dit lied
Dan zie ik stil begijnen gaan
Traag, proper in de hof
Hier één, ginds twee te praten staan
Hun eenvoud zingen tot Gods lof
Dat beeld me dan weer uitkomst biedt
Was ik dan zo zeer door de storm bewogen
Dat de moed me in de schoenen zonk
Opnieuw weer door de wind bedrogen
Op het bospad dat naar rotting stonk
Geworden tot der faunen acoliet?
Welnee! Alleen een stop gesprongen was
Waardoor het duister werd van binnen
Heel even moest ik wachten tot de zon de les mij las
Ik ga gewoon opnieuw beginnen
En zie straks uit naar de goedheiligman en naar zijn
Zwarte Piet!
Factor Bauke ‘Freiherr’ van Halem