Een maandzang is, lijkt mij, een fenomeen
dat wonderbaarlijk is, als je bedenkt
dat het geen enkel nut heeft dan alleen
de kans die het de Kamer maandelijks schenkt
zich te verpozen met een ritueel
dat zich vermomt als was het een traditie
al bij de rederijkers ooit gezien.
Nou, in dat opzicht is het nog niet veel,
in tegenstelling tot wat werd beweerd,
want het bestaat nog maar een jaar of tien,
qua leeftijd dus nog maar een ietsepietsie.
De maandzang werd door Bauke gelanceerd;
herhaald gebruik gaf zo’n gedicht cachet
en daarom werd het steeds geagendeerd.
Dit relativeert, maar laat toch onverlet
dat dit gebruik misschien wel iets meer biedt
dan in het wilde weg wat declameren.
Mijn hoop is dat de Kamer dit ook ziet.
En als de factor voor zichzelf wat mag beweren:
dat hij een maandzang dient te construeren,
betekent dat hij met de pen steeds bij mag
leren
in plaats van flauwekul te fabuleren.
Zo leert de factor nieuw terrein te kennen
door elke maand opnieuw te pennen.
Maar nooit mag hij het echte doel miskennen,
want schrijven moet hij immer in de geest
die de gezellen van de Kamer drijft.
Geen maandzang is het die de factor leest,
als die zich niet tot de gezellen wendt,
als niet iets Kamer-lijks erin beklijft
en rond de tafel in de harten blijft.
De rederijkerskamer blijft bestaan
zolang ieder van ons de droom erkent
die ons steeds naar de oude zaal doet gaan.
factor Herman
"Wie schrijft, schrijv’ in den geest van deze
zee." (Marsman)