Indien ik begin over Justus de Harduwijn,
houdt menigeen het meteen voor gezien
want wie dat hoort, veronderstelt al snel
dat ik slechts bigotte sprookjes vertel.
Voordat u misnoegd in apps op uw iPhone verdwijnt:
die Justus is interessanter dan het nu schijnt,
en hopelijk trek ik uw aandacht voor hem hiermee -
captatio benevolentiae.
Justus de Harduwijn was een poëet,
die een zinnelijke liefde beleed
in sonnetten, sierlijk en bekoorlijk,
zoals men in de Renaissance deed.
Maar menig priester vond dit onbehoorlijk;
dat deed de das om voor zijn liefdeslied.
Dezelfde Justus kwam weer in de gratie
in het kamp der contrareformatie.
Laffe bekering? Je kan wel meer beweren
maar de Vlamingen houden hem in ere.
Dit was ’t exordium, dames en heren.
In 1852 komt in Gent
Justus ter wereld, barstensvol talent.
Zijn vader, vriend van Jan van der Noot,
leert hem de taal der Renaissance;
de zoon schrijft poëzie die veel belooft.
Zijn dichtkunst laat verliefde harten dansen.
In prachtsonnetten doet hij beeldend kond
van passiegloed voor ene “Roose-Mond”.
Maar hij is nog geen 25 jaar
als Cupido voor vroomheid wijken moet.
Weg Roose-Mond, weg Renaissancetaal,
hij dicht opnieuw, vanuit een vroom gemoed,
werkt zijn sonnetten om tot godsverhaal
en vindt zijn jeugdlyriek nog maar zozo.
Dit was, u raadt het al: narratio.
De priester is nog steeds de dichtkunst machtig,
zijn taal is schoon en vloeiend, ’t ritme
prachtig.
Maar nu komt er een tegenargument.
Hoe rijmt een dichterschap van zulke statie
met het gekwezel van de contrareformatie?
Een treffend verwijt is dit in mijn optiek.
Maar dichterskwaliteit biedt hier repliek.
Want welk aandachtig-vroom gedicht toch gaat er
boven zijn bewerking van het Stabat Mater?
“Schoon boven alle Schoone”, toont het zo
de kern van deze refutatio.
Als peroratio kun je dit zien:
geniet ook eens de taal van Harduwijn.
Factor Herman 18-9-18
Toelichting
Evenals de vorige maandzang (mei) verwijst deze maandzang naar het thema van de laatste rederijkersbijeenkomsten: de redevoering en dan met name de lofrede, volgens aanwijzingen uit de klassieke leer vaan de retorica.