REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dit geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

vrijdag 21 juni 2024

Maandzang juni

Wij van het Turfschip treden in het spoor

van hen die lange tijd hiervoor

met woord en spel de tijd passeerden,

met rijm en strofenbouw jongleerden,

in eetzaal en taveerne bivakkeerden.

Met die traditie in gedachten

zou je vanavond weer verwachten

dat we ons aan dichterlijke vormen wijden.

Dat echter leggen wij voor nu terzijde,

we stellen ons iets anders voor.

Wat denk je van een parallel bestaan?

Bijvoorbeeld dat we hier de deur uitgaan,

het ros bestijgen, de Begijnhof door

en op de grote markt gaan paraderen,

gehuld in harnas of in gouddoorregen

uitbundig geborduurde kleren.

Ademloos bekijkt men deze pracht.

Verbeelding eindelijk aan de macht.

Of we varen er met Hollands vlag op uit,

doen zeeslagje met onze Blauwe Schuit.

We gooien alle tijden door elkaar,

wat fantasie leek , is nu zomaar waar.

We maken alles wat er is tot spel,

na enig kannenkijken lukt dat wel.

We fabriceren een realiteit.

Dat deden we in vroeger tijd

met intochten vol pracht en praal,

met magnifiek gebrachte spelen

in drankovergoten landjuwelen.

 

Wij als Turfschip missen zo’n festijn,

maar blijven trouw aan retoriek,

aan poëzie, we willen echt een Kamer zijn,

al treden we niet op ‘en plein publiek’.

We zijn nu in een technocratisch heden,

maar zien de lijn met het verleden.

Dat is er zeker, continuïteit,

mede behoed door het beleid

van onze trouwe Deken Terschueren

die het Turfschip ten allen tijde

de goede kant op wist te sturen

en klippen en rotsen kon vermijden.

Zorgzaam en met zorgvuldigheid

leidde zij ons lange tijd,

stak alle energie in onze zaak.

Soms was dat enerverend,

steeds was ze voor ons in de weer.

Humor en empathie waren typerend

voor haar opvatting van deze taak.

Node legt zij nu de hamer neer.

Lieve Deken, wat heb je veel gedaan.

En al heb je nu geen hamer meer,

we zien je graag nog heel veel keer.

 

Een maandzang is, dat is zojuist gebleken,

soms ook een ode, zij het in het klein.

Een lofdicht binnen perken mag het zijn:

wij loven het verschijnsel Deken.

Wij rederijkers zouden bij voortduring

richtingloos ten onder gaan,

ware er niet der Deken sturing.

Zeg het mij nu allen hardop na:

de Deken lof, hoera hoera hoera!

 

factor Herman