REDERIJK









Rederijkers houden zich bezig met taal en traditie; niet toevallig uit dat zich vaak in gedichten. Dit geldt ook voor de rederijkers te Breda. Voor andersoortige voortbrengsels van de kamerleden kunt u rechtsboven, onder Pagina`s, klikken op En verder..

dinsdag 19 februari 2019

Maandzang februari: het cliché



Ik droomde dat ik bij de drukpers stond.
Hij bracht de inkt aan op de grote rol.
Het was de plek die ik het mooiste vond,
die hal waarin de klankenstorm aanzwol.

Het kwam door ’t kistje dat ik onlangs vond;
hij had het ooit gemaakt van restjes hout.
Daarin was, tussen schroef en moer en bout,
van vaders werk nog één restant gebleven:
in resten rommel lag een oud cliché.
Het zink waar lijnen schoentjes deden dansen,
liet vaag een oude lichtveeg glanzen
langs sporen ooit met inkt en zuur gedreven.
Eens zat het in een raam geklemd, met meer,
misschien als plaatjes in een sprookjesboek.
Nam hij alleen dit overblijfsel mee?
Maakte de tijd wat er nog restte zoek?
Over het raamwerk gleed hij keer op keer,
de rol met inkt: vermenigvuldiging.
Dankzij ’t cliché dansten de schoentjes door,
totdat de pers met ander zetsel verder ging.

Ook in de taal komt het geregeld voor:
herhaling van hetzelfde element.
Zo vaak heb je een schrijver die een woord
hanteert dat je al eerder hebt gehoord,
een beeld dat je uit ander werk al kent.
Misschien vind je de metafoor dan afgezaagd
en heb je liever dat de dichterspen
je met een splinternieuwe vondst behaagt?
Wil je het liefst de redevoering horen
van een beoefenaar der retoriek
die zinnen formuleert als nooit tevoren?

Indien we aandacht schenken aan topiek,
kijken we er toch anders tegenaan.
Men streeft wel naar originaliteit,
en geeft het nieuwbedachte woord ruim baan,
maar heeft ook oog voor wat sinds lang beklijft:
het in de tijd gemunte beeld dat blijft,
èn meebeweegt met het moderne leven.
Dus, wat men tegenwoordig mag beweren,
houd samen met de schrijver Gerard Reve
toch maar de oude vriend cliché in ere!

factor Herman, febr. 2019












Maandzang januari 2019


Zijn wij nog rede-rijk nu het bewind
van onze Keizer droevig is ontbonden?
Is er een taal die ons nog samenbindt,
zoals wij vroeger altijd woorden vonden
om onze samenkomsten op te tillen
tot hoger plan, met oog op de traditie?
Want dat is wat wij als gezellen willen.
Al heeft de Kamer niet meer de positie
van ooit, niet meer dat stedelijk formaat,
wij hechten immer nog aan woord en geest,
mits deze combinatie samengaat
met vriendschap, liefst beklonken met een maal.
Want dat is steeds des Keizers doel geweest:
de vreugde van ontmoetingen in taal.
Wat zou de Kamer zijn om zoiets op te geven?
Ook keizerloos blijft onze Kamer streven
naar het plezier dat past bij ons, gezellen.
Men kan ons zogezegd nog meer vertellen,
wij laten ons niet bij  het huisvuil zetten.
Met woord na woord gaan wij bewijzen
dat wij hier meer doen dan wat ouwebetten,
en dat geen mens of macht ons kan beletten
ons door de taal te laten ringeloren,
zodat wij rederijkers naar behoren,
desnoods omkleed met wat bescheidenheid,
met overgave voortgaan in het spoor
dat keizerlijk voortslingert door de tijd.
Daarom beginnen wij van nu af aan,
- als factor durf ik u dit op te leggen -
door allen rond de tafel op te staan,
en luidkeels deze regels op te zeggen:

De Kamer dankt de Keizer zijn bestaan,
de Keizer heeft dat toch maar mooi gedaan.

factor Herman, 14-1-19



Bij het heengaan van de Keizer

Frans heeft de Kamer keizerlijk gesticht.
Aan tafel klonk vaak vorstelijk zijn woord,
van inhoud meesterlijk, de toon steeds licht.
Nu moet de Kamer zonder Keizer voort.

Het theatrale, de verbale glans,
al die esprit is ons als rook vervlogen –
tenzij wij als gezellen dít vermogen:
te rederijken in de geest van Frans.

                ’t Turfschip Adriaen van Bergen, 31.12.18